dinsdag 27 december 2011

Kleine muis


"kleine muis". Ik wacht voor het verkeerlicht en kijk wat dromerig voor me uit. Heb geen gevoel van de tijd. Ik doe mijn sjaal goed en steek mijn handen dieper in mijn zak. Er staat een ijzige wind en die voelt kouder aan. “kleine muis!!” hoor ik iemand naast me sissen . Ik schrik op uit mijn gedachte. Shit, dat is mijn wachtwoord!

Naast me staat een goed gekapte, klassiek geklede man. Hij is een stuk langer als ik en kijk naar hem op. Onze blik treffen elkaar en zie dat zijn ogen geïrriteerd staan. Ik sla mijn ogen neer. Ik wist dat dit een keer zou gebeuren.

Mijn Meester heeft me ooit een wachtwoord gegeven. Dit wachtwoord kan ooit, door iemand - man of vrouw - gebruikt worden. Als iemand het wachtwoord naar mij uitspreekt weet ik dat die persoon door mijn Dom op mij afgestuurd is. Ik zal die persoon dan ook blindelings kunnen vertrouwen. Het is de bedoeling dat ik die man of vrouw volg en alles doe wat mij opgedragen word. Het wachtwoord is slechts eenmaal geldig, dat is wat mijn Meester me heeft verzekert.

Meer dan een half jaar geleden heb ik de code in een doosje van mijn Meester gekregen en hoor ik hem nu uitgesproken worden door een vreemde man op straat. Plotseling opkomende zenuwen verlammen me en ik dwing mezelf de man in de ogen te kijken. Zijn blik zegt genoeg. "Meekomen jij." De man steekt de straat over naar een parkeerplaats en loopt resoluut naar zijn auto. Ik volg hem gedwee en ik dwing mezelf mijn verstand op nul te zetten. Nog voor ik de auto heb weten te bereiken, stapt de man in en start de motor. Ik open de passagiersdeur en neem plaats. "Je Meester had gezegd dat je niet voor problemen zou zorgen. Sta je daar een beetje te suffen. Ik heb je wel drie keer moeten roepen trut." "Het spijt me meneer," stamel ik en kijk naar mijn handen die ik maar in mijn schoot heb gelegd. Ik weet me geen houding te geven tegenover deze boze vreemdeling. "Je hebt vijf minuten van mijn tijd lopen verspillen." Ik zwijg maar, weet niet wat ik moet zeggen.

We rijden weg van de parkeerplaats. De man rijdt hard, remt op het laatste moment voor verkeerslichten en auto's voor ons en snijdt andere auto's af. Onwillekeurig zet ik me schrap in mijn stoel. De man zwijgt. Ik zwijg ook maar. Ik verlang naar een geruststellend woord van mijn Meester en onderdruk de neiging mijn telefoon te pakken om hem een berichtje te sturen. De rit gaat over de snelweg, de stad uit, een industrieterrein op. Na twintig lange minuten stopt de auto uiteindelijk bij een loods met een zwarte deur. De man opent het portier en stapt uit. Zonder mij een blik waardig te keuren loopt hij naar het gebouw en opent de deur van de loods. Ik overweeg uit te stappen en heel hard weg te rennen. Weg naar de bewoonde wereld, daar vind ik wel een manier om thuis te komen. Mijn rotsvaste vertrouwen in mijn Meester helpt me echter kalm te blijven. Ik weet dat ik in goede handen ben. Dat moet wel, dat heeft hij me beloofd.....

Geen opmerkingen:

Een reactie posten