donderdag 29 november 2012

Tranen en speeksel

Hij staat voor me, ik kniel, naakt. God, wat heb ik Hem lief, Zijn kracht, Zijn mededogen, Zijn wreedheid. Hij kent mij als geen ander, ik ben de Zijne. De leren kap in Zijn handen ken ik niet. Twee gaten voor de ogen, één voor de mond, verder omsluit het hele hoofd, met een rijgveter in de nek. Ik huiver, wil protesteren, maar doe het niet. Die leren kap... mijn hoofd...? Nee! Nee! Meester genade, doe het niet... ik kijk Hem smekend aan, maar zeg geen woord. Zijn ogen zien mijn smeekbede, en een wrede glimlach krult zijn mondhoeken. Ongesproken woorden gelden niet, dat weet ik en dat weet Hij. Hij loopt om mij heen, ik weet beter dan proberen om te kijken. Ruw trekt hij mijn hoofd naar achteren, ik hap naar adem. Het dierlijke deel van mij zend een heerlijk panieksignaal, maar ik vecht niet, ik vlucht niet. Het leer schuift over mijn voorhoofd, mijn ogen, mijn neus en lippen. De geur is opwindend, het gevoel nog opwindender: beklemmend, warm, omvattend. ik hijg, geile spanning trekt door mijn lijf. Harde vingers rangschikken de kap, zorgen dat de gaten op de juiste plaats zitten. Ze dwingen mijn mond open, porren tong en tanden. Ze verdwijnen weer en Zijn krachtige hand duwt mijn hoofd naar voren. Bijna val ik voorover, maar aan de veters van de kap houdt Hij mij overeind. ‘Blijf zitten.’Beschaamd hervind ik mijn evenwicht. De veters worden aangetrokken, het leer trekt strak. De beklemming wordt honderd maal sterker. Nee! Ik kan niet ademhalen, ik kan het niet, ik... Hij is bij mij, Hij houdt mij in de gaten, dat is belangrijker dan alle ‘ikken’ bij elkaar. Hij kent mij beter dan ik mijzelf. ik vertrouw hem. Mijn ademhaling wordt rustiger.

Als mijn Meester de veters vastknoopt, heb ik mijn kalmte hervonden. Rust... stilte... geborgen. Hij staat inmiddels weer voor mij en pakt mij onder de armen beet. ‘Kom overeind.’ ik ben slap in zijn greep, ik kom omhoog, wankel, maar Hij zet mij stevig neer. Met moeite concentreer ik mij op het staan. ik mag niet wegzweven. Te veel gevoelens, te veel indrukken. De rust is zo verleidelijk, maar ik mag niet. Alleen wanneer Hij het zegt, mag ik. ‘Open je ogen. je bent mooi.’ ik gloei. Hij pak zijn leren jack, zwaar en massief. ‘Steek je armen uit.’ Mijn armen? Meester? ik doe wat hij zegt, zonder te begrijpen. Hij doet mij Zijn jas aan. Zwaar gevoerd leer op mijn blote huid. ik verdrink! De jas is vele maten te groot. Meester is een reus, in alle opzichten groter, breder, zwaarder. Bij Hem komt de jas tot aan zijn middel, bij mij ver onder mijn billen. mijn handen komen niet eens uit de mouwen. Wat een gewicht! De rits gaat dicht, helemaal tot bovenaan. Leer, helemaal om mij heen. Het gevoel, de geur… het is bedwelmend. ik ben een naakte, kwetsbare larve in een zware zwarte cocon. ik beef als een vlinder die wil ontsnappen (maar eigenlijk helemaal niet). Meester is nog niet klaar. De grote leren collar ken ik, ik heb die vaker gedragen. Het dwingt mijn hoofd omhoog. Nu met de kap en de dikke kraag van de jas meer dan ooit. Laag op laag wordt bijeendrukt door de collar die Meester heel strak aantrekt. De warmte van de kap, de druk op mijn hals, de massieve zwaarte van de leren jas. O wat wil ik me graag laten gaan, gaan zweven, ontsnappen. Het mag niet.

‘Je handen.’ mijn handen komen schuchter uit de schuilplaats van de lange mouwen te voorschijn. Zo klein en zo bleek lijken ze nu. De handschoenen zijn ook gemaakt van zwart leer. Ze zijn mijn maat, maar lang. Tot aan mijn elleboog? Ja. Meester schuift ze over mijn vingers, weer wordt een stukje van mij bedekt. Verder en verder, dit leer is een tweede huid, zacht en soepel. Ingepakt verdwijnen mijn handen weer in de mouwen. In mijn leren gevangenis zweet ik, beef ik, hijg ik. Bewerkte dierenhuid, overal om mij heen. Een leren tent en dwangbuis tegelijk. De handboeien ken ik ook. Armen achter mijn rug, kom op! Het gaat moeilijk in de leren jas. Hij graait in de mouwen, vind een hand. Het staal klik dicht om de in leer gevatte pols. Meer gegraai, de andere hand en pols. Hij dwingt mijn armen bij elkaar. Een nieuwe klik. Nu ben ik dubbel gevangen, in leer én staal. Meester is wreed, een sadist, een geilaard. Angstig kijk ik hem aan als hij voor mij komt staan. ik ken zijn stemmingen, ik weet dat de tijd is gekomen om te lijden. Eén vinger haakt in de ring van de collar, met de vrije hand slaat Hij mij in het gezicht. PATS. En nog een keer. PATS. En nog eens, en nog eens, en nog eens. In Zijn greep schud ik heen en weer, geleid door zijn slagen. Het zijn massieve dreunen, alsof ik de klepel van een enorme bronzen bel ben. Het leer dempt het niet, maar verspreid de slagen alleen maar. Willoos ga ik heen en weer, niet in staat mij te verdedigen.

Weer word ik week in mijn knieën, maar dit keer laat Hij mij vallen. Als een zoutzak zak ik ineen. Happend naar adem zit/lig ik op de grond. Op gemak maakt Hij de riem van Zijn broek los. De gulp gaat open, Zijn hand gaat naar binnen en komt weer te voorschijn met Zijn pik. Warme grote mannelijkheid. Eén reuzenhand grijpt mij beet bij mijn kap, de ander gebruikt Hij om zijn pik mee te richten. Onder de leren kap houd ik mijn mond stijf dicht, nog geen halve seconde. Dan perst hij zijn dikke geslacht in mijn kleine mond. Dieper, dieper, zijn eikel schuurt achterin mijn keel, mijn tong vecht tegen zijn pik. ‘Zuigen,’ hoor ik van ver. ik ben een stuk vlees, ik heb geen andere functie. Vlees om mij heen, vlees in mij. Vlees heeft geen gevoel, het gehoorzaamt enkel. Zuigen, likken, pijpen. mijn hoofd gaat heen en weer, ik ben een grote zwarte leren pop, een pijpmachine, een minderwaardig instrument dat tracht genot te geven. Bijna huil ik als Hij Zijn pik wegtrekt. Hij is nog niet gekomen!

Hij tilt mij op, ik weeg niets, ondanks al het leer. In drie stappen is Hij bij de tafel, Hij smijt mij er op, voorover. ik hap nog naar lucht als hij de leren jas omhoog rukt totdat mijn billen bloot liggen. Nee!! Nee!! Zijn handen dwingen mijn billen uiteen. ik schreeuw en kronkel, vecht er tegen, maar het is volkomen nutteloos. ik zeg alles, behalve ‘nee’. Hij komt in mij, splijt mij door midden. Geen glijmiddel, behalve mijn speeksel dat aan Zijn pik was blijven plakken. Het SCHUURT en doet PIJN. Rauw, hard. Hij lacht en stoot en stoot, en met iedere stoot schreeuw ik het uit. Zijn vingers haken achter de veters van de kap en trekken mijn hoofd zo ver mogelijk naar achteren. ik vecht om adem, gekromd als een stalen veer, terwijl ik wreed in mijn achterste word geneukt. Hij lacht en brult, en komt eindelijk, eindelijk, eindelijk klaar. Met een langgerekte zucht stoot hij dieper dan ooit in mijn anus. ik schok mee met zijn bewegingen, snikkend van pijn en vreugde. Hij voelt genot! ik heb hem dat kunnen schenken! Hijgend ligt hij over mij heen, groot en beschermend. Zijn pik is tot rust gekomen, voel ik nog steeds in mij, maar zonder felle pijn (hooguit een zalig zeurderig gevoel van rauwheid). Zijn transpiratie druppelt op de tafel, vermengt zich met mijn tranen en speeksel.

Geen opmerkingen:

Een reactie posten